DE ZOETE VERWARRING

Door: Peter van Wageningen

A. (A. komt door de ingang binnen, loopt van achteren naar voren naar de microfoon:)
Goedemorgen. U kent mij niet. Mijn naam is Van der Wal. Er is mij zojuist iets raars overkomen. Iemand hierbuiten wil beweren dat dit .... een schip is.
Ik moest er natuurlijk hartelijk om lachen. Maar mij werd verzekerd dat hier iemand zou zijn die het me precies zou kunnen uitleggen.
Gewoonlijk zou ik zijn doorgelopen (kijkt zoekend rond), maar ik zag hier iemand naar binnen gaan, die ik van gezicht ken en waarvoor ik op z'n minst enig respect heb. (loopt tussen de rijen door tot hij bij persoon B. aankomt:)
Ah! Daar bent u. Zegt u eens dat ik nog goed bij mijn hoofd ben.

B. U bent nog goed bij uw hoofd.

A. (lacht mee) Ja, maar ik bedoel, er is hier in de wijde omtrek geen water te zien en toch zou dit een schip zijn. Zo gek kan iemand toch niet zijn te veronderstellen dat dit een schip is?

B. (is intussen opgestaan en loopt met A. mee naar voren)
(overdenkt:) Een schip hm dat lijkt me niet zo ondenkbaar als het er op het eerste gezicht uitziet.
Maar laten we bij het begin beginnen en de dingen op een rijtje zetten. Ik zie dat u belangstellend bent.
Water zegt u, maar wat is dat eigenlijk, water?

A. Tja, water... Er zijn nogal verschillende opvattingen over. Smaakloos, reukloos, kleurloos, ... De wetenschappelijke formule is ha-twee-oo, ...

B. Ja, maar nu weten we nog niet veel.
(A. en B. zijn voorin aangekomen. B. wijst A. op een stoel)
(A. gaat zitten met het gezicht naar de mensen)
(B. blijft staan)
Misschien mag ik een beroep doen op uw voorstellings-vermogen en u vragen uw ogen te sluiten.

A. (protesteert:) Maar dan zie ik helemaal niets.

B. Dat is niet onmogelijk. Maar om te beginnen bij het begin is het nodig dat we goed luisteren. Om een groot schip als dit te laten varen is er in ieder geval sprake van een grote hoeveelheid water. Een grote hoeveelheid water is niet altijd zichtbaar, maar een grote hoeveelheid water is wel altijd hoorbaar.
(pakt de doopschelp en een radio en houdt die bij de oren van A. en zichzelf)
U weet wel ...

C. (leest berichten uit het nieuws:) Baby doodgebeten door hond

B. ... zoals u voor het eerst ...

C. Jongen van dertien gemarteld door politie in ...

B. ... de zee hoorde ...

C. meisje van 8 door het ijs gezakt en verdronken

B. ... met uw oor ...

C. Ouders mishandeld door 16-jarige zoon

B. ... tegen een schelp.

A. Hallo, wat is dit voor een chaos?

B. Chaos, inderdaad. Zopas dacht u nog vaste grond onder de voeten te hebben.

C. Huisarts doodt tientallen patiënten.

B. Het valt niet mee overeind te blijven (legt schelp weg)
We worden overspoeld. (zet radio weg)
Slechts met moeite kunnen we het hoofd boven water houden, als we zulke geluiden tot ons door laten dringen. Ik zou zeggen dat ons veel water omringt.

A. (opent ogen) Goed, ik zie het. Maar veel water om ons heen, maakt dit nog geen schip. (staat niet te snel op)

B. U bent kritisch. Dat is te waarderen. Het zou een eiland kunnen zijn of een tunnel. Of wellicht bevinden we ons toch op de zeebodem en staan we op het punt te verdrinken.
Maar zoiets stevigs gebouwd ... ik houd het erop dat het een schip is, een schip dat alleen nog in beweging moet komen.

A. (niet al te stellig) Een schip, nou goed, maar wat voor schip dan?

B. Dat kunt u beter aan iemand anders vragen, want als het u niet overtuigt, dan denkt u waarschijnlijk dat ik niet goed bij mijn hoofd ben.

A. (gaat naar D.)
Misschien weet u wat voor schip dit is?

D. Ik zie nogal veel mensen, dus ik denk dat het een cruiseschip is.

E. (staat op:) Nou, ik zie ook wel veel mensen, maar ik zie maar weinig mensen die echt actief zijn. Daarom is dit volgens mij een veerboot.

A. Een veerboot. Interessant. Maar een veerboot vaart toch heen en weer tussen twee oevers? Wat is er dan aan de ene en wat is er aan de andere kant?

E. Dat zou u niet moeten vragen aan iemand van het personeel. Wij zij altijd aan boord te vinden. (gaat zitten)

A. (over de hoofden heen:) Is er iemand die een kijkje heeft genomen op één van beide oevers? Of op allebei?
(niemand reageert)
(vervolgt:)
Er is hier kennelijk nogal veel personeel.

F. (staat op:) Inderdaad nogal veel personeel. Ik denk daarom dat dit schip veeleer een fregat is en meer bepaald: een mijnenveger.
(wijst op de preekstoel:) Met die installatie worden de mijnen en ook de dijnen gedemonteerd. Daar lever je je hele eigen identiteit in en wat je dan zegt, geloof je zelf niet. (gaat weer zitten)
(hierop neemt de stoker (anagram van koster) het woord:)

S. (staat op:) Laten we niet overdrijven. Zelfverloochening kenmerkt dienend personeel, maar maakt hiervan niet perse een mijnenveger. En bovendien wat we zien is een laadschacht voor brandstof.
(tegen A.) U zult begrijpen: voor ons is dit alles niet minder nieuw dan voor u. Ook wij weten niet wat voor schip dit is. Sommigen hier twijfelen of het wel echt is en niet een spookschip.
Drie dagen geleden ging ik benedendeks met dezelfde vraag die u stelt: "Wat voor schip is dit?" En ik meen dan ook stellig nu het raadsel te kunnen oplossen. Hoewel ik niet overal een verklaring voor heb.
Stelt u zich even voor. Ik hoor hamerslagen uit het binnenste alsof eraan gewerkt wordt. Ik ga benedendeks. Omdat ik niemand zie, ga ik het ruim in, steeds dieper. Ik zie nu met mijn ogen dicht evenveel als met mijn ogen open. Onder mijn voeten wordt de lading onvast. Ik begin te schuiven, te tuimelen. Ik weet niet meer wat onder is of boven, niet meer wat voor is en wat achter. Dan grijpt een hand mij vast. In de gedaante voor me, meen ik de Dood zelf in de ogen te zien en ik sla de hand van me af. Maar de hand laat niet los. En waar eigenlijk niemand kan staan, word ik overeind gezet. Een stem klinkt in mijn oren: "Volg mij maar". Dan: daglicht in mijn ogen en ik zie nogal zwart. Naast me een lijk. Een bestaan weggenomen met bruut geweld; wonden aan polsen, hoofd en voeten en in de zij.
(met verbazing) Ik herken die gestalte uit de verhalen die mensen vertellen.

C. Een zonderling is bezig wat te bouwen, maar het zal nooit iets zijn.

S. was het commentaar en

C. Wij, wij maken dat waar

S. Hebben de daders tenslotte besloten. Ik, ik vlucht weg. Er niet zo zeker van dat ik onschuldig ben, besluit ik toch de Autoriteiten op de hoogte te stellen. Op de plek des onheils aangekomen, zien we echter niets dat wijst op een misdrijf. Buiten hoor ik de stem die ik uit duizenden herken en dan komt u binnen. De stem die hoort bij de hand, die mij overeind zette, waar eigenlijk niemand kan staan. Het is de stem die ook u aansprak en die wij hoorden zeggen dat dit een schip is. En met ons aan boord wordt dit een vissersschip. Nu we de intenties kennen van die het bouwde, zonder wie ik immers hier niet stond, kunnen we zeggen: Een reddingsboot voor wie het water aan de lippen staat, een drenkeling, zoals u en ik.
Een schip met brood en wijn aan boord en brandstof, die van mij een stoker maakt.

A. Maar als dit echt een schip is, dan ben ik hier gekomen over een onbegaanbaar pad.

S. Niet anders dan ik. Ik zei al dat ik niet alles kan verklaren.

A. Maar dan is er ook geen weg terug. Hoe kom ik nog thuis?

S. Iemand kan kennelijk onze wetmatigheden trotseren en zich buiten staande houden en ook nog blijven spreken, wat we beiden hoorden. Die moeten we kunnen vragen, voor te gaan.

A. Goed, stook jij het vuur maar vast op. We gaan varen. Dan zal ik de richting vragen.
(stoker S. pakt schep. A. loopt richting uitgang.)
(G. komt binnen en neemt het woord:)

G. Goedemorgen. U kent mij niet. Mijn naam is In het Veld. Er is mij zojuist iets raars overkomen. Iemand hierbuiten wil beweren dat dit .... een schaapskooi is... (gaat terzijde staan)
(H. komt binnen en neemt het woord:)

H. Goedemorgen. U kent mij niet. Mijn naam is Geluk. Er is mij zojuist iets raars overkomen. Iemand hierbuiten wil beweren dat hier ... een Bruidegom zijn bruid aantreft. (gaat terzijde staan)

S. Wat een zoete verwarring en toch geen misverstand: De stem die ik nu herken uit duizenden, zegt woorden die als zwarte kolen branden, woorden die ons bijeenbrengen, woorden van leven en liefde.
(er wordt gezegd:) Een oase in de woestijn
(een andere stem:) Een herberg onderweg

EINDE

Terug naar de hoofdpaginaTerug naar de hoofdpagina